Clintel zaait weer eens klimaattwijfel

[Dit is een reactie op het dubbelblog ‘De Volkskrant zaait weer eens klimaatpaniek‘, van de klimaatsceptische Stichting Clintel.]

Dag Rob,

Het doet me deugd om te merken dat mijn stuk over onze afgelopen, extreme zomer ook bij de Stichting Clintel goed werd gelezen. Ik ga er geen gewoonte van maken, maar wil graag toch even reageren op je nabespreking. Bij Clintel zelf kan dat helaas niet – houden jullie niet van discussie? – dus maar even zo.

Want, het zal je niet verbazen, ik vond je reactie een kunstig breiwerk van halve waarheden, anekdotische bewijsvoering, selectief gewinkelde grafiekjes en insinuerende losse zinnetjes. Kortom: een meesterwerkje op het gebied van klimaatontkenning. Laten we ze eens nalopen.

Ten eerste het ijs op de noordpool.

Je schrijft dat ik de afgelopen extreme zomer direct in verband zou brengen met het smeltende noordpoolijs. Maar dat is natuurlijk niet wat er staat. De onderliggende factor is de opwarming van de aarde, die beide stuurt.

Jij beweert echter dat de afname van het ijs zou komen door de Noord-Atlantische zeestroming. Maar zoals je weet is het bewijs voor die visie de laatste pakweg tien jaar steeds meer… nou ja, weggesmolten. Momenteel ligt het bewijs toch echt in het voordeel van de opwarming. Logisch: meer warmte betekent meer dooi. Het is soms net natuurkunde.

Gelukkig zijn we het er in elk geval over eens dat de hoeveelheid noordpoolijs wel degelijk geleidelijk afneemt. Ook ben ik het met je eens dat klimaatactivisten die trend nogal eens overdrijven: alsof het ijs al zo goed als weg is. Prima – alleen doe jij weer het omgekeerde: de zaak bagatelliseren.

Zo beweer je dat de afname van het ijs sinds 2010 tot stilstand is gekomen. Een oude truc: inzoomen op een stukje van de grafiek om te zeggen: niets aan de hand!

Dit is de afname van het noordpoolijs zoals Nasa hem ziet:

Dat is natuurlijk niet niks: haast een halvering in veertig jaar tijd. Jouw interpretatie van het zomerijs in 2022 is dat ‘het oppervlak ruim boven die van de drie jaren ligt met de laagste cijfers’. Dat is wel heel verbloemend: heb je soms in de reclame gewerkt of zo?

De werkelijkheid is natuurlijk dat het jaar 2022 nu op een gedeelde tiende plek staat van jaren met het minste zomerse poolijs, samen met 2017 en 2018. En je formulering verhult dat ook 2022 diep onder de 90%-grens ligt van de periode 1981-2010 (zie de grafiek hieronder).

Inderdaad een verandering die KNMI’ers Gerard van der Schrier en Els van den Besselaar ‘onder hun ogen’ zien gebeuren, zoals ik schrijf.

Ten tweede: de droogte.

Je toont op dit punt een grafiekje van de zomerse neerslag in Nederland: ‘zie je wel, het is niet minder gaan regenen!’ Dat klopt. Sterker nog, sinds 1906 is er in ons land méér regen gevallen, wat past bij een opwarmend klimaat:

Maar wat je wegpoetst, is dat de hoeveelheid neerslag géén maat is voor droogte. Daarvoor moet je ook de verdamping meetellen. Dat zit versleuteld in het ‘potentieel neerslagtekort’. En, hold your horses, als je daarnaar kijkt, blijkt dat 2022 wel degelijk een extreem droge zomer had:

Er is nog iets wat je weglaat: namelijk, de trend in heel Europa.

Vreemd, want daarover gaat nou net mijn artikel. Op de kaartjes van de Europese zomermaanden die het RIVM op mijn verzoek samenstelde, is duidelijk te zien dat 2022 een kurkdroog jaar was ten opzichte van de klimatologie van 1991-2020.

Vooral in Spanje, Portugal en Noord-Italië. Maar in feite haast overal:

De kanttekening die ik daarbij maak, staat in mijn stuk: het is nog een tikkeltje onduidelijk of hierin ook een echte trend zit richting drogere zomers. Laat staan of die trend verband houdt met klimaatverandering.

Ten derde, en ten slotte: de cijfers die je weglaat

Een ‘kunstig breiwerkje’, vind je mijn artikel. Dat is jammer, want in dat breiwerkje zitten toch wel wat interessante patronen die je nu in één klap onder het vloerkleed veegt. Vind je die ongemakkelijk om te benoemen?

Zo was het gewoon knetterheet, in de zomer van 2022. Denk even aan de hitterecords in Groot-Brittannië, de extreme hitte in Spanje en Portugal, en de zinderende hitte die we ook hier in Nederland hadden: er leek geen einde aan te komen. Ik houd van warm weer, mij hoor je niet klagen. Maar de hitte wás er wel.

Hier de afwijking ten opzichte van het klimaattijdvak 1991-2020:

Bovendien was de zomer van 2022 gewoon de warmste Europese zomer sinds 1950, het jaar waarin de geünificeerde Europese datasets beginnen. Ook iets dat je helaas hebt weggepoetst. Terwijl hier toch een duidelijke trend zichtbaar is naar warmere zomers sinds ca. 1975. Dat zou je toch moeten interesseren?

En natuurlijk waren er al die bosbranden. Ik weet het: bosbranden zijn op zijn best een nogal wankele graadmeter van klimaatverandering, en op zijn slechtst hebben ze er geen bal mee te maken. Maar ze wáren er wel. Een recordaantal, volgens bosbrandorganisatie Copernicus:

Op de sneeuw kom ik misschien een andere keer terug: dat ga ik nog eens rustig uitzoeken. Je informatie over die sneeuw staat in elk geval op gespannen voet met de informatie die ik krijg van de wetenschappers met wie ik het hierover had.

En als ik het bovenstaande zo eens overzie, moeten we jouw claims toch wel echt met een flinke korrel zout nemen.

Met herfstige groet!

Maarten

Leave a comment